Ben ik te min?

door Patrick de Laere (bestuurslid VvEN)

Inleiding (voorpublicatie) bij Themanummer Filosofie & Praktijk (Jrg. 38, nr. 4 – December 2017, nog te verschijnen).

Mensverbetering was het thema van de vijfde ethische toekomstverkenning die de Vereniging van Ethici in Nederland op drie november jl. te Utrecht organiseerde. Twee van de daar gehouden lezingen en een van de commentaren vindt u afgedrukt in dit nummer van Filosofie & praktijk. Onderstaand krijgt u bij wijze van introductie een indruk van hetgeen op drie november de revue passeerde.

Spiegelde in de jaren tachtig van de vorige eeuw vooral de net ontdekte gentechnologie ons een gezonder en beter soort mensen voor, inmiddels is het spectrum van genetische, farmacologische en neurochirurgische toepassingen aanzienlijk verbreed. De laatste decennia zijn daar nog minstens twee andere interpretaties van de notie ‘betere mensen’ bijgekomen. Ten eerste de snelle ontwikkeling van robots en expertsystemen die een aantal menselijke taken veiliger, preciezer en goedkoper, kortom beter, kunnen uitvoeren dan mensen. En ten tweede het gebruik van big-data-algoritmen dat de bestaande, voortploeterende mens confronteert met waarheden over hemzelf die hem tot een aanzienlijk beter mens kunnen maken dan hij op eigen kracht ooit zal worden. Aldus het ‘dataïstisch’ scenario dat historicus Yuval Harari, de auteur van de bestseller ‘Homo Deus’, ons als optie voorhoudt.

De vloed aan nieuwe data en technische mogelijkheden is overweldigend, spreekt sterk tot de verbeelding en leidt tot een drietal tegenstrijdige reacties. Pessimisten zien in de omarming van de technologie een race naar de bodem. Voor hen ligt in de voortschrijdende technologie algehele dehumanisering besloten. Zo waarschuwden Elon Musk en Stephen Hawking bijvoorbeeld onlangs dat Artificial Intelligence het einde van de mensheid inluidt. Posthumanisten daarentegen juichen juist toe dat de mensheid zich met behulp van techniek van haar menselijkheid wil ontdoen. Humanisme is volgens hen een achterhaald ideaal. Posthumanisten dromen van een nieuw narratief dat antropocentrisme ver achter zich laat: de bovenmens. Techno-optimisme is ook kenmerkend voor de reacties van een derde groep, die van de transhumanisten. Kernidee van het transhumanisme is dat de mens zijn beperkingen te boven moet zien te komen met behulp van technologie. Maar transhumanisten wijzen het aloude humanistische ideaal van de Renaissance en Verlichting allerminst af; ze intensiveren het juist.

De sprekers

Het werd in Utrecht aan de sprekers, alle drie filosoof van beroep, overgelaten om voor de lustrum editie van de jaarlijkse ethische toekomstverkenning het thema vrijelijk te interpreteren en naar hun hand te zetten. René ten Bos, hoogleraar Filosofie van de Managementwetenschappen aan de Radboud Universiteit en Denker des Vaderlands, opende met een pleidooi voor meer zelftwijfel over wie wij als mens zijn en wie wij als mens (moeten) worden. Dat weten we namelijk niet. Ten Bos hing zijn betoog getiteld Pliocene wanhoop: van hominisatie naar hominescentie op aan het gedicht ‘Hominisatie’ van de Tsjechische oncoloog en poëet Miroslav Holub (1923-98) over Lucy, een beroemde voorouder van de mens. Lucy leefde ten tijde van het plioceen in Oost-Afrika, waar haar skelet in de jaren zeventig van de vorige eeuw werd opgegraven. Kon Lucy voorzien wat er van de mens zou worden? Nee. Net zo min als wij dit nu kunnen. Ten Bos noemt dit pliocene wanhoop: een fundamenteel onbehagen over de eigen rol van de mens op planeet aarde. Pliocene wanhoop lijkt hem een adequate vorm van zelfscepsis en een probaat middel tegen immer dreigend narcisme. Want wie is die mens nou helemaal vanuit geologisch perspectief? En zou het echt uitmaken als de invasieve species mens ecologisch bewuster gaat leven? We hebben geen idee. Wie probeert in de diepte van de toekomst te kijken overschat zichzelf. Misschien, zo interpreteert Ten Bos de slotregels van Holubs gedicht, zijn wij, ondanks alle pretenties, niet de echte mensen en moeten de echte mensen nog komen.

Ignaas deVisch, hoogleraar Filosofie, Medische Filosofie en Ethiek aan de Universiteit van Gent onderhield zijn publiek over de zekerheid van de toekomst en de onzekerheid van het verleden. Toekomstscenario’s fascineren ons want zetten ons bestaan op het spel, omdat ze hoop op verlossing brengen of angst voor de ondergang. ‘Human enhancement’ is zo’n toekomstscenario (‘fiction of science’) dat voor velen trekken heeft van een zegen of vloek. De Visch concentreerde zijn betoog op de doemscenario’s en vroeg zich af waarom wij ons keer op keer liever verlustigen in fictieve toekomstvoorspellingen dan dat we naar het verleden kijken. Zou er misschien sprake kunnen zijn van een omgekeerd Cassandrasyndroom? Cassandra had voorspellende vermogens maar bij wijze van straf had Apollo aan haar gave toegevoegd dat niemand haar zou geloven wanneer ze onheil voorspelde. Met drastische gevolgen. Het lijkt of wij aan het omgekeerde lijden. Talloze orakels hebben al de nakende ondergang of redding van de mensheid voorspeld. Mensverbetering is de zoveelste voorspelling in rij. Reden voor de doemdenkers om te geloven dat de menselijke beschaving naar de barrebiesjes gaat. Er is echter weinig nieuws onder de zon met dit recente debat. En, veel belangrijker, tot nu toe bleek het telkens mee te vallen. Het verwachte onheil bleef uit. Is het dan niet wijzer om ons op de struikelpartijen van het verleden te richten en daar ons voordeel mee te doen teneinde het heden beter te begrijpen? Met andere woorden om ons op de onzekerheden van het verleden te richten in plaats van op de zekerheden van de toekomst? Om zijn contra-intuïtieve vraag te verlevendigen herinnerde De Visch aan Jules Romains toneelstuk Knock ou le Triomphe de la Médicine uit 1923. Dokter Knock neemt een praktijk over in een bergdorpje waarvan alle bewoners kerngezond zijn. Er is nauwelijks iets voor de nieuwe plattelandsdokter te doen. Tot hij zich afvraagt of zijn dorpsgenoten wellicht niet toch ziek zijn zonder het te weten. Hij nodigt ze allemaal uit voor een gratis consult en waarschuwt hen voor ‘enge microben’ en aandoeningen die ‘onze eens zo gezonde streek’ bedreigen. Na korte tijd houdt de helft van het dorp angstig en ziek het bed. De les van dokter Knock: Waar niets aan de hand is, gebeurt toch van alles en daar is niet eens innoverende kennis of techniek voor nodig. Alleen een sterke dreiging. En waaruit bestaat deze bedreiging dan? Niet uit wat er feitelijk aan de orde is, maar uit wat mensen zich inbeelden dat er is. Kortom: ligt het gevaar of het heil van mensverbetering in de toekomst? Of in wat sinds dokter Knock nog altijd aan de gang is: dat we onszelf gedoemd of gered verklaren zonder dat er iets aan de hand is? We doen er volgens De Visch veel verstandiger aan om te proberen lessen te trekken uit het verleden.

En laat dit nu precies zijn wat Maartje Schermer, hoogleraar Human Enhancement

aan het Erasmus Medisch Centrum, deed in haar presentatie Reflecties op 20 jaar enhancement debat. Zij blikte terug en constateerde dat technologische ontwikkelingen meestal niet zo snel gaan als voorstanders (doen) geloven en als tegenstanders vrezen. Sommige lopen op niets uit (hypes rond Prozac en cognitive enhancement). En andere gaan onverwacht en met sprongen vooruit (zoals bij Crispr Cas gene editing en anti-veroudering). Vaak worden de technieken eerst ontwikkeld met het oog op gezondheid en later ingezet voor mensverbetering. Daardoor vervagen de grenzen tussen gezond en meer-dan-gezond; maar het is de vraag of die verschuivingen in moreel opzicht wezenlijk verschil maken. Verder viel het Schermer op dat het enhancement-debat bovenal een strijd is tussen verschillende mens- en wereldbeelden, verschillende visies op het goede leven. Naast het filosofisch debat waarin die verschillende wereldbeelden en waardensystemen op het spel staan, achtte zij ook een ethisch en politiek debat noodzakelijk rond concreet beleid en regulering. In een pluralistische liberale samenleving dient de overheid daarbij een zekere neutraliteit te bewaren en geen toekomstplannen te maken gebaseerd op één enkele levensbeschouwing. Bovendien leek het Schermer niet reëel om te denken dat we die toekomst kunnen plannen, een blauwdruk voor de gewenste biotechnologische ontwikkeling kunnen maken. Zij vond daarom dat we beter niet blijven hangen in een algemeen voor-of-tegen debat, maar case-by-case (of type-by-type) moeten oordelen. Discussies over doping in sport, cosmetische chirurgie en designer babies zijn relevant verschillend, en het is niet vruchtbaar om ze allemaal op één hoop te gooien. Concrete ontwikkelingen gaan stapje voor stapje. Daaraan moeten morele grenzen worden gesteld en daarvoor moet beleid worden gemaakt, waarbij filosofische visies en vergezichten wel enige richting kunnen geven, maar telkens vooral ook de specifieke argumenten en belangen gewogen moeten worden. Tenslotte trof het Schermer dat het debat over biotechnologie tot nog toe veelal gaat om het verbeteren van capaciteiten en functies die individueel competitief voordeel lijken op te leveren. Ze pleitte ervoor om te onderzoeken hoe de focus in het debat kan verschuiven van betere mensen (‘zelfbeschikkers’) naar een betere samenleving, van individueel belang naar collectief belang. Want een veel urgenter probleem dan mensverbetering wordt in de nabije toekomst wellicht de steeds schevere verdeling van welvaart en welzijn in menselijke samenlevingen.

De tussenkomsten

Han Somsen, hoogleraar Europees Recht aan de Universiteit van Tilburg en internationaal erkend expert op het gebied van regulering van technologie, denkt niet dat het allemaal wel zal loslopen en tapte in zijn felle repliek Mens en Schepping in het Antropoceen uit een veel alarmistischer vaatje. Planeet aarde, aldus Somsen, verkeert in het midden van een recente, door de mens veroorzaakte zesde massa-extinctie of massa-uitsterving, waarbij wereldwijd planten, dieren en andere levende organismen in relatief korte tijd uitsterven. As we speak vernemen we uit de krant dat zeventig procent van alle insecten in Duitsland is verdwenen in de afgelopen twintig jaar. Het is maar een van de vele recente voorbeelden. De mensheid heeft haar planeet vermenselijkt en is daarbij even catastrofaal gebleken als de asteroïde die de dinosauriërs wegvaagde. Niet alleen mens en techniek zijn één geworden, stelde Somsen vast, maar ook mens, techniek en natuur vormen inmiddels een grillige eenheid. In de jurisprudentie staan mensen tot op heden nog steeds bovenaan de ladder; menselijke waardigheid is er de hoogste norm. Maar hoe lang is dat nog vol te houden? We hebben dringend een ecologisch equivalent van menselijke waardigheid nodig. De discussie moet niet langer alleen maar over mensverbetering gaan, maar over ‘environmental enhancement’. Ook over vragen als: moeten we straks expres het klimaat veranderen? Wat is dan een goed klimaat? Een Fins klimaat? Een Egyptisch klimaat? En bedenk wel: we hebben maar één thermostaat. Of: welke dieren moeten blijven bestaan? Moet de malariamug worden uitgeroeid? Moet de mammoet opnieuw worden geïmporteerd? Is er misschien een statelijke plicht om dieren terug te klonen? Kort en goed: niet alleen de mens moet worden verbeterd, er moet straks een nieuwe aarde in elkaar worden gezet.

In zijn reactie onderschreef de Denker des Vaderlands het droevige verhaal en de menselijke plicht tot wereldverbetering. Optimisme leek hem daarbij echter de verkeerde attitude, want optimisten zijn nare mensen die een punt zetten op de horizon en zich laten gijzelen door de toekomst. Ten Bos ziet reden om optimistischer te zijn over pessimisme dan over optimisme. Ook Ignaas de Visch beaamde dat we weten dat het fout gaat en geen plan hebben voor de toekomst. Of het zal lukken om de milieucrisis te bedwingen met behulp van de technologie die haar mede heeft veroorzaakt valt volgens hem nog te bezien. En uiteindelijk vallen de problemen misschien wel mee. Te vaak hebben we ons in het verleden druk gemaakt om weinig. Bovendien staan we nu niet aan de rand van een afgrond (‘Abgrund’), zo stelde hij het publiek met dank aan Nietzsche gerust, maar hebben we te maken met ‘Ungrund’. We moeten leren leven met grondeloosheid. Dus, besloot De Visch, nu Fernando Pessoa citerend: “Geef me nog wat wijn, want het leven is niets.” Maartje Schermer herinnerde Somsen er nog maar eens aan hoe fundamenteel verschillend mensen wereldwijd denken over wat er aan enhancement mag en kan worden ingezet om de wereld te redden.

Het tweede commentaar werd geleverd door Erik Borgman, hoogleraar Theologie aan de Universiteit van Tilburg. Onder verwijzing naar Thomas Mertons ‘Raids on the Unspeakable’ schetste hij een beeld van de mensheid die net als Prometheus keer op keer door de goden gestelde grenzen overschrijdt en via deze ‘erfzonde’ haar relatie met de godenwereld weer moet zien te herstellen. Dat beeld zou bepalend zijn voor onze morele houding ten aanzien van nieuwe technologie en hield volgens Borgman de discussie op. De werkelijkheid is niet onze vijand maar ten diepste iets waarop we ook kunnen vertrouwen. Technologie is geen probleem, of ook maar ergens een antwoord op. Het is een feilbare conditie. Ze dient de mens. En die mens kent zichzelf slecht, heeft geen idee hoe hij ooit zal zijn. Hij heeft geen enkel plan voor een nieuwe zijnsmodus of een nieuwe toekomst. En dat hoeft ook niet. Al was het maar omdat grote missies het gevoel oproepen dat wij er minder toe doen, dat onze huidige zorgen worden platgewalst. Misschien is het echte probleem van mensverbetering wel dat het ons doet denken dat we moeten anticiperen op iets groots in plaats van dat we leren nadenken over wat ons in het hier en nu overkomt. Menselijk handelen is stukwerk, een kwestie van vallen en opstaan. Laten we kleine vragen stellen en mensen toerusten om die weer in te brengen. (PdeLaere).

BIJLAGE:

Miroslav Holub

 

 

HOMINISATIE

Lucy,

gezegend onder de vrouwen,

wachtte drie miljoen jaar geleden

– toen er nog geen legenden waren,

alleen het liefderijke zoeken

naar schilfers in de pels –

op iemand

aan de oever van een meer,

maar alleen de dood kwam,

geschikt voor de soort

Australopicteticus afarensis,

een kleine dood

met een menselijke stap

en een apenschedel.

 

Lucy, uitgegraven,

aangevuld met gips

deels verrezen,

vergeten aftelversje

wie-niet-weg-is-is-gezien,

wacht verder.

 

Net als wij misschien,

Al is er niet genoeg gips.

Net als wij misschien,

Met al onze pliocene wanhoop

Aan de oever van een meer.

Misschien vinden ze ons,

als er echte mensen zijn.[1]

 

[1] Holub, op. cit., p. 128.

Vorig bericht
Betere mensen
Volgend bericht
Gedachten over hoop