Op donderdagmiddag 28 april vond de eerste in hopelijk een lange reeks VvEN-lenteborrels plaats. Op deze middag werd Professor Bert Musschenga, emeritus-hoogleraar van de VU Amsterdam, benoemd tot erevoorzitter van de Vereniging van Ethici in Nederland. Daarnaast sprak nieuwe voorzitter Jan Vorstenbosch ter gelegenheid de volgende rede uit:
Geld maakt niet gelukkig, dat geldt voor individuen, het geldt ook voor verenigingen. Onze vereniging gaat het financieel voor de wind, we hebben 130 trouw betalende leden. Maar het geluk van een vereniging staat niet op de bank, maar bevindt zich in het netwerk van levende contacten,activiteiten en ontmoetingen van de leden. Zoals een democratie er niet is voor het volk, maar alleen werkelijk bestaat als ze van en door het volk gemaakt wordt, zo is een vereniging van ethici alleen een vereniging als ze van de leden is, als ze door de leden gedragen wordt, als ze leeft in de ‘hearts and minds’ van de leden.
Onze vereniging bestaat nu 45 jaar. Haar bloeitijd lag in de eerste 20 jaar toen er niet veel meer dan 50 leden als professioneel ethicus in Nederland actief waren. De paradox is dat het succes van de ethiek daarna gelijk opging met de neergang van onze vereniging. Vanaf de begin jaren negentig zorgde de technologische en institutionele ontwikkelingen voor een grotere behoefte aan het conceptuele, theoretische en argumentatieve werk waar ethici goed in zijn en dus een gestage aanwas van het contingent aan filosofen en anderen die zich ethicus gingen noemen. Er kwam ruimte voor een Vereniging voor Bio-ethiek die zich specialiseerde in het meest omvangrijke, wetenschappelijk en maatschappelijk, gebied van de toegepaste ethiek: de bio/medische ethiek. En er kwam een Onderzoeksschool voor ethiek (later filosofie) die de toenemende specialisering van de normatieve en meta-ethiek ging organiseren via onderzoeksdagen en onderzoeksgroepen. Het aantal generalisten liep terug. Ook de pogingen, de laatste jaren, om onszelf opnieuw uit te vinden door via toekomstverkenningen professionele ethici en mensen uit professies en praktijken zoals het leger, de zorg en de politie met elkaar in contact te brengen, zorgden niet voor grote interesse onder de leden. Hoewel de toekomstverkenningen een zeker succes genoten, bleven de leden thuis.
Toch denk ik, als uw nieuwe voorzitter, dat er een toekomst gloort voor de vereniging. Ik baseer dat optimisme deels op het feit dat de morele en ethische vragen bepaald niet minder zijn geworden sinds de eeuwwisseling. Het verschil met de jaren negentig is wel dat de crises en problemen die de 21e eeuw tot nu toe heeft opgeleverd (bankencrisis, klimaatverandering, terrorisme, populisme, grootschalige alledaagse technologie, privacy, vluchtelingen) voor een belangrijk deel als ‘moreel’ bestempeld worden maar dat niet in een moeite door naar de ethici wordt gekeken om op dat morele aspect meer systematisch zicht te krijgen. Dat op zichzelf is al een teken aan de wand. De ethici hebben een probleem met hun ‘merk’ en ze worden dus niet opgemerkt door de media en de maatschappelijke organisaties, met uitzondering van institutioneel ‘ingegroeide’ en gestabiliseerde bio- en medisch-ethische contexten zoals het CEG, de Gezondheidsraad, toetsingscommissies en dierexperimentencommissies.
Moeten we ons dat aantrekken? Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat we er meer over na moeten denken indien (hypothetische imperatief) we niet alleen als vereniging maar als ethici weer relevant willen worden in het publieke debat en niet alleen maar onze eigen academische debatten in de beslotenheid van kleine kamertjes steeds verfijnder willen voeren. Waar we over na moeten denken, en waar ik als voorzitter de vereniging in zou willen voorgaan, is het onderzoeken, ontwikkelen en implementeren van wat in academia ‘valorisatie’ wordt genoemd. Valorisatie is vooralsnog meer een interpretandum, zo niet een verlegenheidsterm, dan een uitgekristalliseerde en heldere praktijk in de filosofie en ethiek. Het betekent voor veel ethici een schimmig gevecht met ‘de publieksfilosofie’ en in ieder geval een worsteling met de eigen identiteit die geworteld is in reflectie, diepgang, intellectuele interesse en integriteit, inhoudelijke kwaliteit en academische competenties. Maar veel ethici snakken ook naar hun relevantie voor, hun invloed op, en contact met de politieke en ‘alledaagse’ morele wereld die doodgemoedereerd en allerminst doodgemodereerd, haar eigen, zo vaak onredelijke en wispelturige gang gaat.
Wat zou het opleveren als we deze worsteling eens handen en voeten gaven door de toekomstverkenningen, op zich een valide concept, niet zozeer te koppelen aan de normatieve ambitie om meteen te interveniëren in het publieke debat, maar meer naar binnen te richten en analytisch/beschrijvend, op onze eigen rol en betekenis in concrete debatten in te gaan. Wat voegen wij als ethici volgens onszelf voor speciaals toe aan een debat, de inhoudelijke kant, en wat is onze meerwaarde ‘daarbuiten’, als het op het publieke debat, op de politieke en ethische dimensie van het vraagstuk, eventueel op het beleid aankomt.
Een mooie casus voor dit soort reflectie is het vluchtelingenthema en in het bijzonder de Open Brief waartoe Marli Huyer en Martin van Hees het initiatief hebben genomen, en die door 180 intellectuelen en schrijvers is ondertekend. Van verschillende zijde heeft deze Open Brief reacties opgeroepen die als ‘materiaal’ kunnen dienen voor de analyse van de perceptie van ethici in de maatschappij. Een mooie gelegenheid is ook de toekomstverkenning van dit najaar over vluchtelingen en ethiek, als we mensen van het COA, juristen, Vluchtelingenwerk en andere organisaties uitnodigen om te luisteren en te reageren op de reflecties van vooraanstaande ethici en filosofen in Nederland.
Intussen werken we als bestuur aan structuren die naast diegene waar we al over beschikken, bij kunnen dragen aan het ontwikkelen van deze missie. We denken aan een intensivering van onze: naast de site een facebookpagina waarmee we het onderlinge contact en het contact met de buitenwereld hopen uit te bouwen. De timeline van de pagina, die sinds begin april in de lucht is, concentreert zich vooral op het thema van de toekomstverkenning van dit jaar. We denken ook aan een uitbreiding van de fysieke gelegenheden om leden te ontmoeten, in de vorm van een jaarlijke Lenteborrel met een Lentelezing, naast de toekomstverkenning van het najaar. En we denken aan het ontwikkelen van een netwerk van relaties met andere organisaties waarmee we kunnen samenwerken. We deden dat al incidenteel in de voorbereiding van de toekomstverkenningen. Maar we gaan nu ook omzien naar structurele samenwerkingen met bijvoorbeeld de Nederlande Vereniging voor Bio-ethiek en de Internationale School voor Wijsbegeerte. En zo zijn er meer ideeën die we willen uittesten om te kijken of ze ‘werken’, zoals het kiezen van een jaarthema, af te sluiten met een jaarboek.
Ook uw inbreng bij het verder denken over deze ideeën is van harte welkom. En natuurlijk blijven er onze beproefde instrumenten en relaties zoals de samenwerking met Uitgeverij Garant in het publiceren van Filosofie en Praktijk.